Term | Betekenis |
---|---|
achterstel |
't achterstel achterdeel v. e. dier: Alg.
|
achtertouwe |
achtertouwe achterste deel v. h. paardentuig: Z.B. (Wmd.); N.B. (Wsk.; Ks.); Sch.-D. (Kwv.; Zn.; Bns.); L.v.Ax. (Ax.); G.; In 't achtertou:we raeke(n) raoken (v. e. paard): niet gelijkoptrekken: m. m. zie bov.; overdracht. (v. e. mens: achterop raken (m. e. werk financiëel): G. (Gdr.); Ofl. (Mdh.; Ogp.; Azn.).
|
achtertuiten |
achtertuiten puntige achtereinden a. d. zijladers v. d. boerenwagen: W. (Dob).; Wkp.); Z.B. (Hkz.; Kpl.; Ier.; Kn.; Kb.); T. (Scherp.; Mtd.; Anl.; Po.); Phi.; Sch.-D.; Z.V.W. (Bks.; Bvt.; Rtc.; Adb.); G. (Gdr.); achterteuten: Azn.; achtertuten: L.v.Ax. (Ax.).
|
achterwaorstrigge |
achterwaorstrigge (veroud.): baker z. zeld. nog: Z.V.O. (geg. d. Wdo.; Pl.).
|