Zeeuws woordenboek

Zoek in het woordenboek

Woordenboek(en)

Term Betekenis
Dabbe

dabbe modder: Z.B. (Stek.); thans nog geg. d. Sch. (Bh.); Aant. Azn.: een hofstede onder Oude-Tonge heet: Dabbe.

dabbe

dabbe(n) in 't slijk plassen d. h. slijk waden: Z.B. (Stek.); thans nog geg. d. Sch. (Bh.).
Zie:
dabbere(n).

synoniem(en) - dabben
dabbele

dabbele(n) 1. het hooi m. d. voeten vaststampen al heen en weer lopend: T. (Tln.; Scherp.; Anl.; Ovm.).
Zie:
dammele(n);
drampele(n);
trampe(n);
trampele(n);
trappe(n).
2. ies dabbele(n): op dun taai ijs lopen zodat het doorbuigt: T. (Tln.; Anl.) Phi.
Zie:
dabbere(n).

synoniem(en) - dabbelen
dabbere

dabbere(n) door ondiep water slijk waden: Sch.-D.
Zie:
baoiere(n);
dabbe(n);
somme(n).
ies dabbere(n) op dun taai ijs lopen zodat het doorbuigt: T. (Scherp.).
Zie:
buugbaentje spele(n);
dabbele(n);
schorsje loape(n).

synoniem(en) - dabberen