Term | Betekenis |
---|---|
gaeren | |
gaern |
gaern graag gaarne: Z.B.; N.B. (Wsk.); T. (Tln.; Ovm.); Phi.; Sch.-D.; Z.V.W.; L.v.Ax.; gaere: Js.; Zdp.; Svg.; Kw.; gjaern: L.v.H. (Lam.; Gra.; Ksz.; Cy.); iemand gaern zie:(n): erg gesteld zijn op iemand: m.m. Z.B. (Hkz.; Ier.); T. (Tln.); Sch. (Kwv.; Srd.); Z.V.W. (Bks.; Gde.); L.v.Ax. (Ax.); L.v.H. (Lam.; Gra.; Ksz.); Pl. Aant.: de uitdr. heeft althans op Z.eil. niet de bet. verliefd zijn op.
|
gaewèrk | |
gaffel | de gaffel boom van boven a. d. mast v. d. blaezer: door middel v. e. bek die draaien kan bevestigd; tussen gaffel en giek is het grote zeil: Gdr. Scheepst. P. en T. 29. |