Term | Betekenis |
---|---|
handlanger | handlanger iem. die een handje helpt; in deze neutrale zelfs gunstige bet.: G.; Ofl.: m.m. ook geg. d.: W. (Mdb.; Osb.; Kod.); Z.B. (Wmd.); N.B. (Wsk.); T. (Tln.; Scherp.); Sch.-D. (Rns.; Zn.; Bns.); L.v.Ax.; Hlt. doch buiten G.; Ofl. is ongunstige bet. overwegend. |
hangbast | hangbast hangop (zure-melkspijs): G.; Ofl. (Ogp.). |
hanger |
hanger 'n raoren hanger: een zonderling een rare vent: G. (Gdr.); Ofl. (Mdh.).
|
hannik |
hannik 'n maegeren hannik: 'n magere scharminkel: G.; Ofl.; m.m. ook geg. d. W. (Kod.); N.B. (Col.); T. (Tln.; Ovm.); Sch. (Bh.).
|