Zeeuws woordenboek

Zoek in het woordenboek

Woordenboek(en)

Term Betekenis
zaodpupen

zaed- zaodpupen doorgeschoten stengels van postelein uien enz. (e. teken dat ze in 't zaad gaan schieten): W. (geen opg. Njoos.; Amd.); Z.B. (geen opg Ha.; Kwd.); N.B. (Kg.); T.; Phi.; Sch.-D. (Zr.; Dsr.; Serk.; Elm.; Rns.; Bh.; Hsd.; Nwk.; Ow.; Bns.); Z.V.W. (Gde.; Rtc.); G.; Ofl. (Dl.; Azn.).

zaodscheulen

zaed-(zaod-)scheulen uitgedorste peulen v. koolzaad: W. (omg. Mdb.; Vwp.; Aag. 1)); Z.B. (Kn.; Kb.); Z.V.W. (Bks.; Cz.; Sdk.; Obg.; Zdz.; Bvt.); L.v.Ax.; volg. 1 inz. L.v.Ax. peulen v. erwten bonen waarin nog zaad aanwezig is.
Zie:
zaedpeulen.
1) volg. één der inz. gewoonlijk: scheulen van 't zaed.

synoniem(en) - zaedscheulen