inrieë(n) het (graan)zaad onderploegen: W. (Ok.; Dob.; Ztl.); Z.B.; N.B. (Col.; Wsk.); T. (Tln.; Scherp.); Phi.; Sch. (No.; Zn.; Bwh.; Bns.); Z.V.W. (Cz.; Gde.; Obg.; Bvt.); L.v.Ax.Opm.: volg. N.B. (Kam.) en Gdr. met de machine zaaien. Zie: ineie(n); inslechte(n); onderrieë(n).