Term | Betekenis |
---|---|
paele | paele paol(e) paal: m.m. Alg. Aant.: de vorm zonder e-uitg. paol overweegt in Z.V.W. en O. Uitdr.: buten de paelen (paolen) of 't paeltje (paoltje) te buten gae(n) gao(n): de perken te buiten gaan het al te bont maken: m.m. Z.eil.; Z.V.W. (Rtc.); Ofl. (Mdh.; Smd.). Opm.: een inz. Dob. wijst op mogelijk verband met de grenspalen of -stenen staande aan de oude gemeentegrenzen waarop de gemeentewapens waren uitgebeiteld Zo b.v. de grenssteen tussen Aagtekerke en Oostkapelle bij Klein-Duinvliet met de kop van St.-Agatha het wapen v. Aagtekerke. Verg. ook: de paeltjes Holland-Zêêland: benaming van de grensscheiding tussen Middelharnis en Sommelsdijk. (F. en T. 32.) Kinderspel: paeltje paoltje verlôope(n) enz.: stuivertje wisselen: m.m. geg .d. Z.B. (Kpl.); N.B. (Kam.); D. (Bns.); Z.V.W. (Gde.; Bvt.); G. (Gdr.); Ofl. (Mdh.). |