wachte(n) (koeien schapen enz.): hoeden: 1. Alg.; Aant.; Kn. kent als ouderw. vorm wach'n. Het koeienwachten kwam vroeger veel voor bijv. op de vroonlanden van W.; langs de dijken van Z.B; ook kwam het voor dat de koeien gewacht werden op klaverland of sukerpeeland na de oogst. As se de koe:en op de klaovers wachten krieg je môôie gele beuter: Adb.; As se mé de Baemesse de koeien wachet op 't sukerpeeland zà je 't wè proeve an de mèl¶k: Mlk. Uitdr.: De schaopen wachten veur de keutels: werken zonder loon te ontvangen: Wdo. 2. de wacht houden bewaken: kezen (enz.)1) (kersen) wachte(n): de wacht houden in de kersenboomgaard: W. (Amd.; Osb.; Rtm; Vwp.; Ok.; Grij.); Z.B.; N.B.; T. (Scherp.); Sch.-D.; Z.V.W. (Bks.); ook. met de schadebrengers als object: sprêêuwen wachte(n): a. bov.; mossen (enz.)2) wachte(n) in de tèrve: m. m. nog geg. d. W. (Osb.; Rtm.; Kod.; Vwp.; Ok.; Grij.; Dob.; Ztl.); Z.B. (Wolf.; H.H.; Ovz.; Gs.; Ktg.; Kpl.; Kn.; Wmd.; Kb.); N.B. (Kg.; Col.); T. (Mtd.); Phi.; Sch.-D. (Zr.; Kwv.; Elm.; Bh.; Hsd.; Bwh.; Ow.; Bns.); G. (Gdr.; Odp.); Ofl. (Mdh.; Smd.). 1) plaats. vormen zie dit wrd. 2. plaats. vormen zie dit wrd.
2. wachte(n) is syn. met verwachten in uitdr. als: d'r is regen snêêuw sturm te wachten: Z.eil.; Z.V.W. (Bks.; Cz.; Gde.; Bvt.); L.v.H.; G.; Ofl. (Mdh.; Smd.; Wdo.). Aant. de in A.N. zeer deftige uitdr. zich ergens voor wachten oppassen voor iets is in Z. dial. zeer gebruikelijk: Te vee op d'n trek lôôpe(n) dè moe (mò) je j'n eigen vò wachte(n).