Term | Betekenis |
---|---|
zak |
zak uitdr.: de leste man de zak opgeve(n): zie bij
|
zakgat |
zakgat sakgat split in de bovenrok (keus) der boerinnenkleding. Hierdoor werd de zak bereikt die met twee linten om het middel was gebonden: W. (omg. Mdb.; Kod.; Ok.; Grij.; Dob.; Aag.; Mlk.; Bgk.); Z.B. (Ovz.; Hrh.; Hdk.; Gs.; Kpl.; Kn.; Wmd.; Kb.); Sch.-D. (Sdb.; Srd.; Rns.); Z.V.W. (Obg.; Zdz.); L.v.Ax. (Ax.); uitspr. sokgat zoggat soggat: Kwv.; Bh.; Hsd.; Otl.; Nwk.; Ow.; Bns.
|
zakgoed | zakgoed landbouwterm: graan peulvruchten enz. (in zakken vervoerd): W. (Njoos.; Vwp.; Ok.; Grij.; Dob.; Ztl.); Z.B.; N.B. (Kg.; Col.); T. (Mtd; Po.); Phi.; Sch.-D. (Zr.; Kwv.; Dsr.; Rns.; Bh.; Hsd.; Ow.; Bns.); Z.V.W. (Bks.); L.v.Ax. (Ax.); G. (Gdr.); Ofl. (Dl.; Azn.); 'k Mò van achtemirrig nog mie 'n weegen zalkgoe:d nì 't spôôr kan 'k somtemet die brie:f voe de notaoris meeneme?: Hkz. Aant. Wolf.: graan is schôôfgoe:d; erwten bonen zak(ke)goed.
|
zakkebollen | zakkebollen onderaardse stengeldelen v. d. zegge (Carex cyperacaeae); deze zijn eetbaar door kinderen wel gegeten: zakkebollefreters: scheldnaam voor de inwoners van Ooltgensplaat. Door inz. geboortig uit Ogp. medeged. elders niet bev. |