Term | Betekenis |
---|---|
geitebiele | 1. lett. halsband voor een geit of schaap van een flinke wilgentwijg. Aan het ene eind van de twijg zat een gat waar het andere eind, in de vorm van een zwa luwstaart, doorgestoken werd, W gesteven boord, vadermoorde naar, geg. dr. Kod, Osb. Zie: bóórd, stikt-de-moord-boord, kol, dome niesbóórd, melkkanne, mispit'ein, ra opeschelle.
|
gejacht | |
gejogen | gehaast, in de uitdr.: gejogen staan: haast hebben: geg. d. Zsg. Zie: gejacht; jacht. |
gekapt | in de uitdr.: 'n bolletje gekapt: een bal gehakt: W; ZB; NB (Wsk); T (Ovm; Svn; Tin); Sch (Zr; Bh; Zn); ZVW; LvH (Lam); ZVO-zd (Kw; Nwn). Aant.: gekapte bolletjes geg. d. Srk. 'n Dotje gekapt geg. d. Nz. |