Woordenboek supplement

Zoek in het woordenboek

Woordenboek(en)

Term Betekenis
Jan Eèk

boze watergeest die in welput,
sloten, enz. huist ( ZB). Vlg.: 'aek WZD 300b.

Jan Salie

slappeling, in de uitdr: 'n
Jan Salie: een overdreven beschermd,
verwend opgevoed iemand: geg. dr. Kn.
Aant.: Jan Salie ( een futloze slappeling).
Iemand die bij voorkeur thuis zit
en salie-melk drinkt. Geschapen door
de schrijver E.J.Potgieter ( 1808-1875)
als stereotype van een niet ondernemend
Nederlander van de 19e eeuw.
Zie: bedurvelienge, blompot, flauw, kieken,
veugel, kantjesdêêg, stolpe, subbetje,
zalfken. Vd, voe, voo Jan 'Enne
stae(n), stao(n): voor schut staan: W
(Osb; Vs); ZB (Ktg; Wdp; Wolf); T
(Svn; Tin); ZVW; LvA; ZVO-zd (Kw);
GOfl (Dl). De grööte Jan uut'ang'n
(uit'angen): zich hoogmoedig gedragen:
ZVW; LvH; ZVO-zd. Voe, vd, voo
Jan Snot stae(n), staon: voor gek staan:
geg. d. Ha; Tin; LvH; ZVO-zd. 't Is mao
ouwe Jan en joenge Jan: het is een huishouden
van Jan Steen: Sis. 't Is een Jan
'En(ne): het is een zacht eitje: ZVW.
Zie: kat(te); bank(e); end(e).

jan'aegel

soort harde, brosse
kruidkoek, ZB (Lwd; Ha; Hh; Ier; Kn;
Kwd; Ovz); ZVW: een soort taaie
kruidkoek (Cz; Gde; Bks). Aant.: op ZB
speciaal op boerenkoopdagen te koop
aangeboden door kooplui, die met een
hondenkar of in een stalletje (laebesje)
op het erf stonden. Ook op kermissen
was jan'aegel wel te krijgen. Zie
beschrijving achterin onder: D'n durpsomroeper,
koopdag.
Volgens inz. ZVW werden de koeken in
plakken van 2 cm dik en ca. 20 bij 25
cm groot aangeboden. Ze waren donkerbruin
met een harde onderlaag en
van boven zat er een laagje bobbeltjes.
Het recept was bakkersgeheim. In
ZVW werd jan'aogel bij de koffie of
thee gebruikt.
T; SchD; G; Ofl kennen jan(h)aegel
zoals die ook verder in Nederland
bekend is: een soort bakkerskoekje.
Vgl. 'ielikmaeker, WZD 335b.

jankterblind

bijziend, geg. d. Bns. Aant.: Zie kiekebie, kortzichtig