Term | Betekenis |
---|---|
moeilast | last (vooral van het zichlast (vooral van het zichermee bemoeien van anderen), , in de uitdr.: je zd d'r 'n 'dop moeilast meeè(n), kriege(n): je zult er een hoop hindervan ondervinden, last van hebben,krijgen: W (Kod); ZB; Z VW (StKr);LvA(Nz). |
molenaer | Koeras met witbehaardeoeras met witbehaarderug, ruggegraat, Bh; Hsd. Vgl.wit(te)rikWZD 1150 |
mondstik | bit van een paardentuig, geg.bit van een paardentuig, geg.d. Dsr; LvH. Vgl.: tumelaer;dukeltöóm; gebit; toom. |
mossegaois | fijn kippengaas, geg. dr.fijn kippengaas, geg. dr.Hrh; RU; ZV: mussegaoize. Zie: 'oendergaois(etc) |