Term | Betekenis |
---|---|
papper |
drinkebroer, W (Njoos; Vs); NB; SchD; T (Svn). Vgl.: lapper; lik ker; plakker; pimpelneuze; toeteraer; zuper; zuuplorre; prins. |
pasbalk | molenterm: de balk waar mee de ligger ( de onderste molensteen) kan worden opgetild of neergelaten om de afstand tussen de stenen te regelen, Z.eil; ZV; GOfl. Zie paskossen. |
passeviet |
roerzeef (Frans: passe-vite), W (Njoos); ZB (Han; Ovz/Dw ook: parseviet); NB (Kam:oud); T; ZVW (Adb; Bsk; Bvt; Cz; Gde; Nvt; Sls); LvA (Ax; Hk; Zsg); LvH (Klz); ZVO zd (Kw; Js). |
patjakker | een nietdeuger, ZV |