Term | Betekenis |
---|---|
weere |
tegenspreken, geg. d. Po; Phi. |
weers'ood |
vlekken in de regenboog kleuren aan weerszijden van de zon, geg. d. Rns; Ier (door elkaar gebruikt met weerzunne). Volgens Svn is dit een voorteken van slecht weer. Zie: weer zunne. |
weg en weer dienende |
ijs en weder dienende; als alles meeloopt, geg. d. Wdp. |
weg ende weer |
heen en weer, ZB (Gs); ZVW (Gde; Nvt; Sls; IJzd; Zzd). Vgl.: keeskonten. |