Term | Betekenis |
---|---|
fesol | fatsoen, in de uitdr.: gebruuk toch 'n hitje je fesol: gebruik je verstand: W (Kod; Osb); ZB; T (Anl); SchD (Bns; Ng); ZVW (Gde; Bvt: dien 'oed is uut z'n fasol; Zzd); LvA (Ax; Nz); GOfl (Dl). Aant.: verschillende dialectvor men van fatsoe:n (fessoe:n; fersoe:n; fassoe:n) zijn in deze betekenis gebrui kelijker. Zie: 'ola; vorig; reke; serieus. Vgl.fesol, WZD 232b. |