slaper, in de uitdr.: dà's oek 'n slaoper in de koelte: gezegd van een slechte slaper: geg. dr. Sls; W (Njoos: - uut de koe:lte); ZB (Lwd); NB (Kg; Wsk: oud); T (Anl); ZVO-zd (Kw). Zie: koe:lte.