vaneige |
- natuurlijk, vanzelfsprekend, W; ZB; NB (Col; Kam; Ks); T (Anl); Phi (Aj); SchD (Bns; Dsr; Zr); ZVW: va(n)zelf; LvA; LvH (Klz; Lam); ZVO-zd; GOfl (Dl; Ogp). ook de vormen vaneiges, vaneigens: Toen è 'k um vaneigens ónderd gullen égeeve: toen heb ik hem natuurlijk honderd gulden gegeven: Hrh.
- vanzelf, uit zich zelf Z.eil. In de uitdr.: Die karre ree vaneigens de diek of die kar reed uit zich zelf de dijk af. eige(n)s WZD 217.
synoniem(en):
vaneigen
|